Nederlands English Home Contact Disclaimer Sitemap Nieuw/New

WEERREGELS

LUCHTDRUK

De onderstaande weerregels zijn opgebouwd uit ervaringen bij gebruik van barometer en om daarbij te letten op het gedrag van het weer in de daarop volgende uren of dag(en). Wees erop bedacht het weer soms andere iedeeën heeft en niet van plan is om zich van welke regel dan ook iets aan te trekken. Deze regels vormen dan ook niet meer dan lijdraad en richtlijn. Bekijk deze dan ook in samenhang met de weerregels voor "wolken" en "elementen".

SLEUTEL

Stand van de luchtdruk is hoog, boven 1020 hPa (of mbar).
Stand van de luchtdruk is tussen 1010 en 1020 hPa (of mbar).
Stand van de luchtdruk is laag, beneden 1010 hPa (of mbar).
Stand van de luchtdruk is beneden 1000 hPa; in de winter ook 990 hPa (of mbar).

Stand van de luchtdruk is hoog, boven 1020 hPa (of mbar).

Weinig verandering.

W Nevelig met vorst
L Stabiel, mooi, nevelig
Z Stabiel, mooi, warm
H Stabiel, mooi, nevelig

Dalend: langzaam.

W Meer wind, bij vorst blijft het voorlopig vriezen. Nadert de luchtdruk de 1020 hPa dan toenemende sneeuwkansen, gevolgd door kans op dooi.
L Meer wind. Nadert de luchtdruk de 1020 hPa dan toenemende regenkansen.
Z Meer wind. Nadert de luchtdruk de 1020 hPa dan toenemende regenkansen.
H Meer wind. Nadert de luchtdruk de 1020 hPa dan toenemende regenkansen.

Dalend: langzaam en onregelmatig.

Z Onweersstoringen.

Stand van de luchtdruk is tussen 1010 en 1020 hPa (of mbar).

Stijgend: langzaam.

W Opklarend na regen en wind.
L Koel en buiig, bij noordenwind weinig kans op verbetering.
Z Kans op een periode met fraai zomerweer.
H Onbestemd.

Stijgend: snel (bv 25 hPa/mbar per dag).

W Bij komst van hoge bewolking verbetering van korte duur.
L (Vaak) schraal bij noordenwind.
Z Bij komst van hoge bewolking verbetering van korte duur.
H Bij komst van hoge bewolking verbetering van korte duur.

Dalend: langzaam en regelmatig.

W Bij oosten wind toenemende kans op vorst en sneeuw. Later weer opklarend als de depressie ten zuiden van ons land is gepasseerd. Bij westenwind kans op onstuimig weer en (zeer) zacht.
L Onbestemd, buienkansen.
Z Weinig verbetering. Vaak buiig bij zuidwesten winden.
H Winderig en regenachtig. Bij oosten wind later in de herfst ook kans op kouder weer.

Dalend: langzaam en onregelmatig.

W Stormkansen.
L Guur en buiig, stormkansen.
Z Onweer met kans op weersomslag.
H Stormkansen.

Dalend: snel.

W Bij oosten wind toenemende kans op oosterstorm met vorst en sneeuw. Later weer opklarend als de depressie ten zuiden van ons land is gepasseerd. Bij westenwind kans op stormachtig weer en (zeer) zacht.
L Veel wind en buien
Z Onstuimig en regenachtig, vaak na onweer
H Koel met kans op zware buien, ook met onweer.

Stand van de luchtdruk is laag, beneden 1010 hPa (of mbar).

Weinig verandering.

W, L, Z, H Koel en buiig

Stijgend: gering.

W, L, Z, H Kans op weersverbetering. Bij toename van hoge bewolking nieuwe op kans op doorkomst van depressie

Stijgend: langzaam en regelmatig.

W, L, Z, H Afnemend buiig, aanhoudend koel.

Stijgend: snel.

nov-apr Tijdelijke verbetering, passage van rug van hoge druk. Het blijft zacht met kans op regen.
mei-okt Warmer, vooral bij zuidenwind. Komt de luchtdruk niet boven de 1013 hPa, dan volgt snel een nieuwe depressie; vooral in de nazomer en herfst.

Dalend: langzaam en regelmatig.

W, L, Z Wind en bewolking nemen toe en er komt regen, vooral als de wind al in de westhoek zat.
H Na zachte dagen kans op onstuimig weer/storm.

Dalend: onregelmatig.

Z Onweersbuien gevolgd door weersomslag.

Dalend: snel.

W Veel wind en regen; zacht.
L Veel wind en regen; zacht.
Z Onweer en koel.
H Vaak voorbode van storm.

Daling komt tot staan.

W Koudefrontpassage, daarna noordwesten wind met winterse buien; koud.
L Koudefrontpassage, daarna noordwesten wind met (winterse) buien; koud.
Z Koudefrontpassage, daarna noordwesten wind met buien; koel. Blijft stijging doorgaan, dan geleidelijk rustiger en minder koel.
H Koudefrontpassage, daarna noordwesten wind met (winterse) buien; koud.

Stand van de luchtdruk is beneden 1000 hPa; in de winter ook 990 hPa (of mbar).

Stijgend: gering.

nov-apr Kleine verbetering tijdens onstuimige weer.

Stijgend: snel.

nov-apr Harde wind en buienkansen nemen af. Weersverbetering als stijging doorzet en er geen hoge bewolking zichtbaar wordt. In dat geval ook vaak kouder. Bij een luchtdruk beneden 985 hPa ook kans op storm.
mei-okt Snelle tijdelijke verbetering na een onstuimige periode.

Stijging komt tot tot staan.

W, L, Z, H Nieuwe depressie in aantocht.

Dalend: langzaam en regelmatig.

nov-apr Mogelijk storm.
Z Winderig met regen.

Daling komt tot staan.

W, L, Z, H Tijdelijke weersverbetering omdat we ons in of nabij de kern van de depressie bevinden. Na enkele uren weer toename van wind uit west of noordwest en toenemende kans op buien. Geringe daling van temperatuur.

Eerst dalend, daarna langzaam stijgend.

W, L, H Koufrontpassage. Geleidelijk afname van het onstuimige weer, maar het blijft nog enige tijd winderig en buiig.
Z Meer kans op weersverbetering dan in andere seizoenen, vooral als de stijging gelijkmatig blijft oplopen.

DEPRESSIES

Beoordeel altijd de weerkaart voor de ligging van de depressies en hogedrukgebieden alvorens de regels toe te passen. De onderstaande voorbeelden met de depressies dienen als leidraad. Wanneer men eenmaal bekend is met de weersverschijnselen uit deze voorbeelden, dan kunnen deze zonder veel problemen ook in andere situaties worden toegepast. Wees erop bedacht, dat deze voorbeelden zijn geïdealiseerd en dat de werkelijkheid er vaak anders uitziet.
Uitgebreide toelichting op de verschillende stromingsmodellen in de atmosfeer en geldig voor Europa staat in onze sectie "Grosswetterlagen".
Bekijk eventueel ook de satellietfoto van een voorbeeld depressie met opeenvolgende benoemde wolkentypen.

Verklaring van de tekens:
L = lagedrukgebied; k = koude lucht; b = gebied met buien; wf = warmetfront met aangegeven neerslagband; o = oclussie met aangegeven neerslagband; kf = koudefront met aangegeven neerslagband; ws = warme sector met aangegeven gebied met motregen

Depressie trekt zuidelijk voorbij

Bij een zuidoosten wind en dalende luchtdruk neemt vanuit het zuidwesten de cirrus bewolking toe. Dikker wordend gaat deze over in cirrostratus en later altostratus en nimbostratus. De wind krimpt daarbij naar het oosten, een teken dat de depressie op afstand zal blijven. De neerslag weet vaak wel tot over het zuiden van het land door te dringen en het zal enige tijd duren. Tijdens de neerslag gaat de luchtdruk weer stijgen krimpt deze verder naar het noordoosten. Koudere lucht krijgt een kans wat dieper door te dringen en er kan een enkele bui vallen.
Wanneer deze situatie zich in de winter voordoet tijdens een vorstperiode kan dit tot uitgebreide sneeuwval leiden. Dringt het front wat verder naar het noorden op, dan is daarbij ook tijdelijk ijzel of ijsregen mogelijk. De dooiaanval mislukt in dergelijke omstandigheden.
 

Depressie trekt over ons land

Bij een zuidoosten wind en dalende luchtdruk neemt vanuit het zuidwesten de cirrus bewolking toe. Dikker wordend gaat deze over in cirrostratus en later altostratus en nimbostratus. De zuidoosten wind trekt daarbij aan er er gaat langdurig neerslag vallen. Aanvankelijk is de neerslag licht maar wordt uiteindelijk matig tot zwaar. Nadat de fronten zijn gepasseert kan het wat opklaren en stroomt er koude lucht binnen bij een afzwakkende zuidwesten wind. Doordat de lucht aangevoerd wordt van overzee is de temperatuur aan het aardoppervlak in de regel wat hoger dan voor de komst van de depressie. Maar omdat vooral de bovenlucht flink kouder is, is de luchtmassa onstabiel en kunnen er buien gaan vallen. Wanneer de kern van de depressie precies boven ons land ligt, neemt de wind tijdelijk af. Trekt de depressie verder het continent op, dan gaat de luchtdruk weer stijgen en gaan er buien vallen bij een meest aantrekkende noorden of noordoosten wind.
Bij vorst in de winter gaat er eerst op uitgebreide schaal sneeuw vallen, welke vaak overgaat in ijzel, ijsregen of regen op het moment dat het warmtefront aan het aardoppervlak passeert. Vanaf dat moment gaat de temperatuur snel stijgen tot boven het vriespunt en treedt de dooi in.

 

Depressie trekt noordelijk voorbij

Bij een zuidoosten wind en dalende luchtdruk neemt vanuit het zuidwesten de cirrus bewolking toe. Dikker wordend gaat deze over in cirrostratus en later altostratus en nimbostratus. De zuidoosten wind trekt daarbij aan er er gaat langdurig neerslag vallen. Aanvankelijk is de neerslag licht maar wordt uiteindelijk matig tot zwaar. Tijdens de passage van het warmtefront wordt de neerslag minder zwaar en gaat deze over in lichte regen of motregen. Ons land bevindt zich dan in de warme sector. Ook ruimt de wind tijdens de passage van zuidoost naar zuidwest. Vooral in de winter is in de warme sector het zicht vaak slecht door heiigheid of nevel. Tijdens de doorkomst van het koudefront neemt de neerslag intensiteit weer toe en ruimt de wind verder naar het westen en later noordwesten of noorden. De luchtdruk is weer stijgend. Vaak worden de staalblauwe luchten afgewisseld met flinke buien.
Bij vorst in de winter gaat er eerst op uitgebreide schaal sneeuw vallen, welke vaak overgaat in ijzel, ijsregen of regen op het moment dat het warmtefront aan het aardoppervlak passeert. Vanaf dat moment gaat de temperatuur snel stijgen tot boven het vriespunt en treedt de dooi in. Gedurende het winterhalfjaar komt het daarbij tijdens de buienfase naast regen ook vaak tot sneeuw of hagel, soms vergezeld met onweer.
 

Depressie trekt van zuidwest naar noordoost westelijk voorbij

Bij een zuidoosten wind en dalende luchtdruk neemt vanuit het zuidwesten de cirrus bewolking toe. Dikker wordend gaat deze over in cirrostratus en later altostratus en nimbostratus. De zuidoosten wind trekt daarbij aan er er gaat langdurig neerslag vallen. Aanvankelijk is de neerslag licht maar wordt uiteindelijk matig tot zwaar. Tijdens de passage van het warmtefront wordt de neerslag minder zwaar en gaat deze over in lichte regen of motregen. Ons land bevindt zich dan in de warme sector. Ook ruimt de wind tijdens de passage van zuidoost naar zuidwest. Vooral in de winter is in de warme sector het zicht vaak slecht door heiigheid of nevel. Vaak weet het koudefront onze regio niet bereiken en blijft ons land in de warme sector. In de winter geeft dat aanleiding tot troosteloos zacht, regenachtig en nevelig weer.
 

HOGEDRUKGEBIEDEN

Beoordeel altijd de weerkaart voor de ligging van de depressies en hogedrukgebieden alvorens de regels toe te passen. Uitgebreide toelichting op de verschillende stromingsmodellen in de atmosfeer en geldig voor Europa staat in onze sectie "Grosswetterlagen".

A Hogedruk boven West Europa, depressie boven Oost Europa.
Komt vooral voor in mei en juni, minder in de zomer. Koud met noord of noordwesten wind en buien. In de winter winterse buien met sneeuw en hagel. Kwakkelweer.
In het winterhalfjaar volgt vaak E en in het zomerhalfjaar en de herfst B.
B Hogedruk boven Centraal Europa.
Vooral in de lente en de zomer. In het voorjaar vaak stralingsweer met kans op nachtvorst. Overdag warm.
In de zomer volgt vaak D of E.
C Hogedruk boven Noord of Noordoost Europa, depressie in het zuiden.
Soms in de herfst, vaker in de winter en de lente. In de winter vaak vorst met schaatsperioden. In de zomer warm tot zeer warm.
Meestal volgt D, maar in het zomerhalfjaar vaak E. In het voorjaar bijna altijd A.
D Hogedruk boven Oost Europa, depressie in het westen.
Winterhalfjaar doorgaans vrij koud. Zomerhalfjaar warm en helder met ook onweerskansen.
E Hogedruk boven Zuid Europa, depressie boven West Europa.
Dikwijls onstuimig en regenachtig. Soms volgt A, in de zomer ook wel B.