Nederlands English Home Contact Disclaimer Sitemap Nieuw/New

WEERSPREUKEN

MEI


Bening, Simon; ca 1515; Da Costa Hours; Brugge
Morgan Library & Museum

GEDICHT

 

Mij spreekt de blomme een tale,
mij is het kruid beleefd,
mij groet het altemale,
dat God geschapen heeft.

(Guido Gezelle)

De Meimaand heeft bij onze natie,
Een wondergoede reputatie.
De reden (waar ge naar zult vragen)
Is: enkle schaarse schone dagen.
Maar die zijn dan zeer wellekom,
En blijven in heugenis daarom.
Een schoon begin is vaak ons lot,
En ook een prachtig warm slot.
Maar voorts het grote middendeel,
Is in de regel niet heel veel.
Eens in de tien jaar, bij geluk
Is het verrukkelijk aan ‚‚n stuk.
Daarom, en om de bloemenpracht,
Wordt hulde aan de Mei gebracht.

Terwijl seringen ons vertroosten
Schiet steeds de wind weer naar 't noord-oosten
We zien de grasjes angstig trillen,
Terwijl we in merg en been verkillen
Wil U inzonderheid beveilgen
Tegen dat clubje van ijsheilgen!
"Neen maar zo koud als het nu toch is!"
Aldus Mamertius cum suis.
Polaire lucht uit Noorse streken,
Bezorgt u koude zure weken.

Krijgt soms de zon de overhand,
Dan is het dat de droogte brandt.
Mocht dit wat langer aan gaan houden,
Dan wordt ge van de stof verkouden.
De zon is u zeer welgezind,
Maar 't blijft toch nog noord-oostenwind.
Soms, na de twintigste is het heet
Zodat ge voor het eerst goed zweet.
De Meiregen, zacht, lief en zoet
Is iets dat men maar schaars ontmoet.
Is Meimaand bijna uitgeteld,
Dan heeft zich 't weer heel mooi hersteld.

(P. de Haas)

 

WEERSPREUKEN MEI

Maartse wind en aprilse regen,
beloven voor mei de grootste zegen.
Koele mei schenkt een vruchtbaar jaar,
droge mei een duur jaar.
   
Droge maart, natte april en koele mei,
vullen de schuur en de kelder erbij.
Een frisse winderige mei, maakt het jaar vruchtbaar.
   
Maart droog, mei nat,
veel hooi en zaad zat.
De mei tot juichmaand uitverkoren,
heeft toch de rijp achter de oren.
Donder in maart, sneeuw in mei. IJs in mei,
nutteloos getij.
Wil maart reeds donder,
dan is sneeuw in mei geen wonder.
Einde mei, staartje van de winter.
   
Dondert 't in de maand maart,
in mei dekt sneeuw de aard.
Het is een wenk, reeds lang verjaard,
maar het vriest even vaak in mei als in maart.
   
Zijn in maart de wolken groots en wijd,
in mei is het dan het gewas dat goed gedijt.
Een meikeverjaar,
een goed jaar.
   
Mist in maart, is water of vorst in mei. Een bij in mei,
is zo goed als een ei.
   
April moet moet mei de aren leveren. Zwiert hier en daar een bij,
dat maakt de landman van harte blij.
   
Verschaft april mooie dagen,
dan pleegt de mei de last te dragen.
Bijenzwerm in mei,
is goed teken voor de wei.
   
April mooi en rein,
in mei zal 't donker zijn.
Een bijenzwerm in mei
maakt de hooiboer blij.
   
April klaar en rein, 
mei zal des te wilder zijn.
Als op het eind van mei d'eikels bloeien,
zal daar een vet boerenjaar uit groeien.
   
Als april schoon wil zijn,
wroet mei gelijk een wild zwijn.
Kamillegeur in mei,
brengt de zomer dichterbij.
   
Als in april de kevers opstaan,
dan zal mei van koude vergaan.
Is het koud en bloeit de meidoorn,
veel van haar pracht gaat verloor'n.
   
Is april mooi, dan zal mei niet deugen. Meimaand trekt men schapen door de vaart,
dan blijven ze voor schurft bewaard.
   
Noordenwind in april en mei,
maakt augustus en september blij
Een natte mei,
boter in de wei.
   
Mag het dauwen in april en mei,
wij zijn in oogst en september blij.
Is mei mei nat,
een droge juni volgt haar pad.
   
Regen in april en wind in mei,
maakt de boeren blij.
Meivloed,
doet een heel jaar goed.
   
Aprilvlokjes geven meiklokjes. In mei warme regen,
betekent boerenzegen.
   
Aprilse vlokjes, brengen meise klokjes In mei warme regen,
vruchtenzegen.
   
April maakt de bloem,
en mei bekomt de roem.
In mei alvast,
zijn jas en hoed tot last.
   
Broedt de spreeuw vroeg in april,
er is een schone meimand op til.
Regen en wind in het midden van mei,
maakt de boeren vast niet blij.
   
   
April koud en mei warm,
geen boer wordt er arm.
Meiregen,
meizegen.
   
Het grasken dat in april wast,
staat in mei vast.
Meiregen,
geldregen
   
Als de meie zal dauw verspreiden,
zult ge hebben groene weiden.
Meiregen op het zaad,
is goud op de plaat.
   
   
Dauw in april en mei, maken een goede augustus en september. Zoele mei,
boeren geschrei.
   
Avonddauw en zon in mei,
hooi met karren op de wei.
Is het weer in mei te mooi,
dan krijgt de schuur maar weinig hooi.
   
Avonddauw en koelte in mei brengen veel wijn en veel hooi. Meiregen genoeg en 't weer is mooi,
dan 't hele jaar lang brood en hooi.
   
Koude mei,
gouden mei.
Weest op uw hoede, en waakt nu wel,
mei baart dikwijls kattenspel.
   
Een onweer in mei,
maakt de boeren blij.
Wat koelte en wat nat, 
vult uw kelders beurs en vat.
   
Als het dondert in mei,
valt er dikwijls hagel bij.
Mei koel en nat,
vult zak en vat.
   
Donder in mei,
zingt de boer jochei.
Is het koel maar niet te nat in mei,
dan is het hooiboerke blij.
   
Het onweer in de schone mei,
doet het koren bloeien op de hei.
Het weer wat koel, met een buitje erbij,
dan maakt in mei de landman blij.
   
Onweer in mei,
is vruchtbaar getij.
Mei koel en nat,
vreet koe en paard zich zat.
   
Donder in mei,
geeft gras in de wei.
 

MERKELDAGEN

 

01 mei

PHILIPPUS EN JACOBUS

Als St. Philippus regent,
is de oogst gezegend.
Philippus en Jacobus, portieren van de mei,
draagt zorg voor onze wei.
 

03 mei

KRUISVERHEFFING

Jezus op heilig hout,
heeft het nog wel eens koud.
 

04 mei

FLORIANUS

Dat Florian,
soms nog een sneeuwhut bouwen kan.
 

07 mei

STANISLAUS

Met St. Stanislaus aan de stond, 
komen de aardappelen uit de grond.
 

09 mei

MARCARIUS

St. Macarius rust noch duur,
want de hemel staat in vuur.
 

11 - 14 mei

IJSHEILIGEN

Voor ijsheiligen de bloemen buiten,
veelal kun je daar naar fluiten,
wacht af tot ze zijn voorbij,
de bloemen zijn u daarvoor blij.
Het kan vriezen tot in mei,
tot de IJsheiligen zijn voorbij,
Mamertus en Pancraas,
Servatius en Bonifaas.
   
Pancraas. Servaas en Bonifaas,
geven ijs en vorst helaas.
IJsheiligen hebben harde koppen.
 

11 mei

MAMERTUS (IJSHEILIGE)

Als is Mamertus oud en grijs,
hij houdt van vriezen en van ijs.
 
 

12 mei

PANCRATIUS (IJSHEILIGE)

Geen spreuken bekend.  
 

13 mei

SERVATIUS (IJSHEILIGE)

Voor de nachtvorst zijt ge niet beschermd,
totdat Servatius zich over u ontfermt.
Voor Servaas geen zomer,
na Servaas geen winter.
   
Servaas moet verlopen zijn,
voor de nachtvorst goed wel verdwijnt.
Geen rijmken na Servaas,
geen vloksken na Bonifaas.
   
Is er met St. Servaas geen rijm te zien,
dan zal Bonifaas geen sneeuw ons biên.
St. Servaas, de groet van Maastricht,
op wiens graf men nooit sneeuw zag.
(Na 13 mei geen sneeuw meer).
   
Vóor Servaas is men niet behoed voor nachtelijk vorst. Wie zijn schaap scheert voor St. Servaas,
houdt meer van wol dan van het schaap.
 

14 mei

BONIFACIUS (IJSHEILIGE)

Tot bonifaas, die strenge baas,
wees voor de vrucht, op vorst beducht.
St. Bonifaas die geeft, let op,
de laatste zak de vriesman op.
   
Tot bonifaas, die strenge baas,
wees voor de vrucht, op vorst beducht.
Van nachtvorst ben je nimmer vrij, 
als Bonifaas nog niet is voorbij
 

23 mei

 

Boomen moeten op 23 Mei gepoot worden.
Meiregen doet groeien.
 
 

25 mei

URBANUS

St. Urbanis in de zon,
wijn in de ton.
Regent het op St. Urbijn,
zo is er weinig wijn.
   
Schijnt de zon St. Urbaan,
dan wordt de wijnstok zwaar belaân.
Zonnig in Urbanustijd, 
zorgt voor een goede kwaliteit.
   
Sente Urbaendach gaet de lentin uut,
dan komt die somer met syne virtuut,
dat weder beghint te wesen schone,
de sonne warm an den trone.
Seizoenen waren in de Middeleeuwen veel onduidelijker gedefinieerd dan tegenwoordig. Gebruikelijk was dat de zomer op 25 mei begon.
 

28 mei

AUGUSTINUS VAN CANTERBURY

Op Sint Augustijn,
zullen de winters over zijn.
 

31 mei

PETRONELLA

Op St. Petronella heet of wak,
het geld smelt in uw zak.
Is het klaar met Petronel,
dan meet men vlas met een el.